Isabel en Arévalo, een verkenning van haar jeugd
Ik weet nog goed hoe het voelde om voor de eerste keer in Arévalo aan te komen. Het stationnetje net buiten de stad. Alsof ik in een in Spanje opgenomen spaghettiwestern was beland. Eenmaal buiten het station, met uitzicht op Arévalo en de brug over het riviertje de Adaja, raakte ik al een beetje vertrouwd met de plaats waar Isabel was opgegroeid en waar ik nog vele malen terug zou komen.
Het is april 2019. Ik was begonnen aan mijn zoveelste Camino en wist al voor mijn vertrek dat ik Santiago niet zou bereiken. Na vier keer te zijn aangekomen, was dit doel bereikt en vervangen door een passie die de rest van mijn leven zou gaan beheersen. Na een week op de Camino ga ik in de voetsporen van Isabel (la Católica) lopen.

Mijn eerste passen in Arévalo maken me geëmotioneerd. Het idee dat Isabel hier ook heeft gelopen, gehuppeld, gezongen….
Arévalo is een stadje in de provincie Ávila in de autonome regio Castilië en León, met zo’n 9.000 inwoners. Voor zover ik weet komen hier nooit buitenlanders, behalve misschien een enkeling die op doorreis is. Arévalo is weinig bekend buiten Spanje.
Isabel verhuisde hier samen met haar moeder en haar jongere broer Alfonso in 1454 naartoe nadat haar vader, koning Juan II, was overleden. Deze verhuizing was van strategisch belang omdat dit een beter te verdedigen locatie was in deze tijden van onrust en politieke instabiliteit. Door het overlijden van Juan II was er een machtsvacuüm ontstaan. Rivaliteit tussen adellijke families, zoals die tussen de Pachecos en de Mendozas, zorgde voor constante spanningen. Zij streden zowel tegen elkaar als tegen de nieuwe koning, Enrique IV, de halfbroer van Isabel.
Isabel groeide op in relatieve rust omdat ze in de lijn van de opvolging niet op een hoge plek stond. Enrique had, als oudste zoon van koning Juan II, de kroon geërfd. Als hij geen (mannelijk) nageslacht zou produceren, dan zou Alfonso in aanmerking komen en daarna Alfonso’s nazaten. Zoals het er toen naar uitzag zou Isabel later gaan trouwen met een hooggeplaatste edelman of met een prins uit een ander land. Een pion in het schaakspel van de machtsstrijd.
Het hostal dat ik via Booking.com heb geboekt is eenvoudig, maar zeer gastvrij. De eigenaar, een enigszins verlegen man van rond de vijfenveertig jaar oud, stelt me direct op mijn gemak. Het is maar goed dat ik een paar woorden Spaans spreek, want hij spreekt totaal geen Engels. Mijn rugzak doet hem vermoeden dat ik een pelgrim ben. Arévalo ligt op een pelgrimsroute: de Camino de Levante, die begint in Valencia en door Toledo en Ávila via Zamora naar Santiago de Compostela loopt. Een lange, niet veel gelopen, pelgrimsweg. Ik leg hem in mijn beste Spaans uit dat ik wel veel Camino’s heb gelopen, maar dat ik in Arévalo ben om de jeugd van Isabel te proeven. Hij kijkt me aan alsof hij mij begrijpt.
Mijn zoektocht begint in het centrum. Mijn hostal ligt er niet ver vandaan. Om in het oude stadje te komen ga ik naar de Arco of Puerta de Alcocer, de belangrijkste en de enige behouden toegangspoort die onderdeel is van de oude stadsmuur. De muur stamt uit de twaalfde eeuw en is voor een deel nog te zien. Op het pleintje voor de Alcocer staat een groot bronzen standbeeld van Isabel.
Ik drink, onder het toeziend oog van Isabel, een biertje op het gezellige terras van Bar Joselito en zeg zachtjes ‘Proost!’ tegen haar.
Onder de Arco de Alcocer is de Oficina de Turismo, het VVV kantoor. Ik ga daar naar binnen om informatie over Arévalo te krijgen, maar vooral ook om te weten te komen hoe ik het beste het Palacio de San Juan in Madrigal de las Altes Torres, waar Isabel is geboren, kan bezoeken. De medewerkster kijkt me vriendelijk verbaasd aan: een buitenlander die Spaans spreekt en geïnteresseerd is in onze Isabel? Ze vertelt me, duidelijk geamuseerd, dat er elke dag om elf uur een rondleiding is in het Palacio. Door een non, want het is nu een klooster: el Monasterio MM. Agustinas Nuestra Señora de Gracia. De bus gaat om kwart over tien.

Eenmaal door de Arco de Alcocer kom je op de Plaza del Real, waar de Casas Reales waren, waar Isabel is opgegroeid en waarin ze verbleef als ze in Arévalo was. Het huis is jammer genoeg afgebroken in 1978 om plaats te maken voor privé-appartementen. Een in het oog springend gebouw op de Plaza del Real is het stadhuis. Een duidelijk voorbeeld van de traditionele Spaanse architectuur: streng en toch sierlijk. Het is in 1519 gebouwd, dus Isabel heeft dit gebouw nooit gezien toen ze op dit plein werd onderwezen door Gonzalo Chacón.

Chacón speelde, samen met zijn neef Gutierre de Cárdenas, beiden waren afkomstig uit het milieu rond Álvaro de Luna, een belangrijke rol in de jeugd van Isabel en bleef dat gedurende de rest van haar leven doen. Na de dood van haar vader, Juan II van Castilië, in 1454, werd Chacón benoemd als instructeur van de jonge Isabel en haar broer Alfonso. Chacón bracht Isabel de ideeën van de condestable Álvaro de Luna bij en leerde haar de waarde van trouw, politieke strategie en de noodzaak van sterk leiderschap. Dankzij Chacón kreeg Isabel een diepgaande vorming in religie, literatuur en politiek. Fundamentele bouwstenen die haar later zouden helpen bij de strategische en diplomatieke keuzes die haar heerschappij kenmerkten.
Het was ook op dit plein waar ze veel tijd moet hebben doorgebracht met Beatriz de Silva, een dame die met de moeder van Isabel, Isabel de Portugal, was meegekomen. Ze zong met Isabel liedjes in het Portugees, een taal die Isabel al op jonge leeftijd begreep. Haar moeder was immers afkomstig uit Portugal. Toen Isabel vier jaar oud was, heeft haar moeder Beatriz gevangengezet omdat ze jaloers op haar was vanwege haar grote schoonheid. Beatriz beleefde tijdens haar gevangenschap een verschijning van de Heilige Maagd Maria, waarin ze opgedragen werd om een nieuw orde te stichten. Ze wist in 1459 te ontsnappen en te vluchten naar Toledo waar ze toevlucht vond in een Dominicaner klooster. Later kreeg ze steun van Isabel la Católica voor de oprichting van de Orde van de Onbevlekte Ontvangenis.
Omdat Isabels moeder haar rol als opvoedster niet volledig kon vervullen, nam haar grootmoeder van moederskant, Isabel de Barcelos, een deel van de verantwoordelijkheid op zich om haar in haar vroege jaren een stevige basis mee te geven. Ze reisde naar Castilië om haar dochter te ondersteunen tijdens haar bevallingen. Na de geboorte van Isabel ontwikkelde haar moeder een postnatale depressie, waarbij de eerste tekenen van een mentale stoornis zichtbaar werden. Isabel de Barcelos bleef om die reden in Arévalo om haar dochter te steunen. Ze stierf in 1466 in Arévalo op 63-jarige leeftijd, zodat ze voldoende tijd heeft gehad om haar kleindochter te zien opgroeien.
Via de smalle straten van de oude Joodse wijk loop ik naar het Plaza de Villa, waar de Casa de los Sexmos staat. Dit historische gebouw diende als locatie voor bijeenkomsten en feesten, bood onderdak aan functionarissen en werd gebruikt als opslagplaats voor regionale goederen. De sexmos vormden een cruciaal onderdeel van de bestuursstructuur. Ze fungeerden als een tegengewicht voor de adel en beschermden de belangen van de gemeenschappen. Het was ook hier dat het historisch belangrijke Tratado de Tordesillas werd geratificeerd door Isabel en haar echtgenoot Fernando. Dit verdrag verdeelde de veroverde gebiedsdelen in de Nieuwe Wereld tussen Spanje en Portugal. Het Casa de loa Sexmos dient nu als Museo de Historia de Arévalo, waar de rijke geschiedenis van de regio wordt verteld.
Veel musea in Spanje zijn gratis te bezoeken of toegankelijk tegen een bescheiden bedrag. Ook voor dit museum hoef ik niets te betalen. Hoewel het Historisch Museum niet groot is, biedt het een gevarieerde collectie historische overblijfselen, variërend van de pre-Romeinse tijd tot de Middeleeuwen.

Natuurlijk worden ook belangrijke Arévalers belicht, waarvan er een is die mijn speciale aandacht trekt: Fray Juan Gil. Een Trinitarische monnik uit Arévalo, geboren op 25 november 1535. Als Redemptor General van de orde wijdde hij zich aan het vrijkopen van christelijke gevangenen uit moslimgebieden. Een van die gevangenen was Miguel de Cervantes, die vanaf 1575 in Algiers werd vastgehouden. Na vijf jaar gevangenschap werd hij vrijgekocht dankzij een gezamenlijk losgeld, betaald door zijn ouders en de Trinitariërs, onder leiding van Fray Juan Gil. Zonder deze Arévaler zou de Don Quijote misschien nooit zijn geschreven.
Het belangrijkste voor mij is natuurlijk de informatie die gegeven wordt over het leven van Isabel in Arévalo. En dat is veel. Een beetje gedesillusioneerd lees ik op een informatiebord dat de ratificatie van het verdrag van Tordesillas waarschijnlijk niet hier was, maar in het inmiddels verdwenen Palacio Real. Blijkbaar zijn niet alle historische gebeurtenissen onomstotelijk vastgesteld. Gelukkig staat er ook een maquette van het Palacio Real, zodat ik toch een indruk kan krijgen van het gebouw waarin Isabel haar jeugd heeft doorgebracht en waar volgens sommige bronnen dus ook het Tratado de Tordesillas is geratificeerd.

Isabel woonde hier van 1454 tot ze in 1461, samen met haar broer Alfonso, door haar halfbroer koning Enrique IV naar het hof van Segovia werd gehaald. Ze moet toen al hebben gemerkt dat haar moeder geestelijk achteruitging. In haar vlagen van verstandsverbijstering smeekte ze Álvaro de Luna om vergeving, gekweld door de gedachte aan haar rol in zijn dood. Haar jaloezie en achterdocht speelden een grote rol in haar leven, zichtbaar in het opsluiten van Beatriz de Silva vanwege haar schoonheid en het laten arresteren van Álvaro vanwege zijn invloed aan het hof. Diezelfde eigenschappen waren Isabel ook niet vreemd en klonken later door in haar dochter, Juana. Toch heeft Isabel een groot deel van haar opvoeding aan haar moeder te danken. Ze was een diep religieuze vrouw die een grote invloed heeft gehad op de toewijding van Isabel aan het geloof. Er zijn vermoedens dat ze het recht had om de eucharistie toe te passen met behulp van een draagbaar altaar.
Arévalo staat ook bekend als de stad van de ‘Cinco Linajes’, een verwijzing naar vijf adellijke families (linajes) die een belangrijke rol speelden in de geschiedenis van de stad en veel macht hadden in de late middeleeuwen. Het waren de families: Tapia, Sedeño, Montalvo, Briceño en Berdugo. Tijdens de Castiliaanse burgeroorlog (1351-1369) kozen zij de kant van Trastamara, de dynastie waar ook Isabel deel van uitmaakte.
De familie Tapia was verantwoordelijk voor de bouw van het pronkstuk van Arévalo: de Iglesia de San Martín, een twaalfde-eeuws bouwwerk met Romaanse, Mudejar en barokke invloeden. Tegenover deze kerk ligt de Iglesia de Santa María la Mayor, eveneens uit de twaalfde eeuw en opgetrokken in Mudejar-stijl. De klokkentorens van beide kerken bieden onderdak aan een grote kolonie ooievaars.


Ik loop verder naar het Kasteel van Arévalo. Een iconisch gebouw dat vaak op foto’s en in films en documentaires verschijnt wanneer Arévalo in beeld komt. Vaak wordt gedacht dat dit het gebouw was waar Isabel woonde, maar dat is dus niet zo. Het Kasteel bevindt zich in de driehoek waar de rivieren Adaja en de Arevalillo samen komen en zo als slotgrachten konden fungeren. In de 15e eeuw kreeg het zijn huidige vorm in opdracht van Álvaro de Zuñiga, hoewel het in de 16e eeuw nog enkele aanpassingen kreeg toen het fort in handen was van de Reyes Católicos.

Tegenwoordig is het in het bezit van het Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación (ministerie van Landbouw, Visserij en Voeding), en wordt het gebruikt voor bijeenkomsten en culturele evenementen. In het weekend is het open voor publiek en heeft het een permanente tentoonstelling: Castillo y silo. Un lugar único en el mundo. (Kasteel en silo. Een unieke plek in de wereld). De tentoonstelling laat de geschiedenis van het kasteel zien en er wordt uitleg gegeven over de verschillende soorten graan die er nu worden opgeslagen. En er wordt verteld dat het kasteel werd gebruikt als gevangenis waarin beroemde personen gevangen werden gehouden, waaronder Filips Willem van Oranje-Nassau (de oudste zoon van Willem van Oranje). Vanaf de toren van het kasteel heb je een prachtig uitzicht over de omgeving van Arévalo.


Iets buiten Arévalo ligt de Puente de Medina, een 14e-eeuwse brug die boven de rivier Arevalillo is gebouwd. De brug fungeerde destijds niet alleen als oversteek, maar ook als toegangspoort tot de stad. Ooit liep de stadsmuur over de brug, met daarboven een toren. Nu is allen de brug ervan over.
Aan de voet van de Puente bevindt zich de Arco de Medina. Een historisch monument volledig gebouwd van baksteen en een belangrijk herkenningspunt in de stad. Wat deze boog bijzonder maakt, is het granieten stadswapen dat op de buitenkant is aangebracht. Het stadswapen is een afbeelding van een strijder op een paard die uit een kasteel komt. Uitgerust met een helm, een speer en een maliënkolder.

Ik loop terug naar het centrum. Het buitenmuurse deel van Arévalo is weliswaar een stuk moderner, maar heeft zijn eigen charme behouden. La Plaza de Arrabal, waar in de tijd van Isabel de feesten en markten werden gehouden, is nu een levendig plein, waar je natuurlijk uitstekend op een terras kunt gaan zitten. De oude man die mijn bestelling opneemt, en waarschijnlijk de eigenaar is van bar Joselito, lacht vriendelijk zijn drie tanden bloot. Ik denk dat hij mij herkent, maar dat hij dat niet durft te uiten. Misschien omdat hij verlegen is en dat hij denkt dat ik belangrijk ben. Hij vraagt of ik, in plaats van het plaatselijke (Amstel)bier, een Estrella Galicia 1906 wil proberen, de Reserva Especial: iets meer getoast, iets hoger in alcohol. Ik voel me al helemaal thuis in Arévalo. Morgen neem ik de bus naar Madrigal de las Altas Torres, maar ik kom morgen ook weer hier terug!
