Alfonso Carillo
Werd in 1446 benoemd tot bisschop van Toledo. Zijn invloed op het politieke leven, tijdens de regeringen van Juan II, Enrique IV en Isabel was enorm; zijn standpunten waren zeer wisselend, deze steeds aan de omstandigheden aanpassend.
Na de executie van Alvaro de Luna in 1453, ondersteunde hij zijn neef Juan Pacheco, favoriet van koning Enrique IV en vervulde diplomatische missies met Frankrijk, waardoor hij een grote macht verkreeg. Zijn hebzucht en ambitie zorgden voor een confrontatie met de koning vanaf het moment dat deze ten koste van Pacheco voor Beltran de la Cueva koos en daarmee voor de clan van de Mendozas, aartsvijanden van Carillo.
Vanaf 1462 was hij de belangrijkste initiatiefnemer van een bende Castilianen die de koning wilden onttronen en vervangen door zijn halfbroer Alfonso en nam actief deel aan het Farsa de Ávila in 1465. Hierdoor ontstond er een lange en bloedige burgeroorlog in Castilië. Toen Alfonso in de zomer van 1468 stierf, mogelijk vergiftigd door Pacheco, werd Isabel troonskandidaat en werd Carillo haar belangrijkste raadgever, die samen met Pierres de Peralta, een belangrijke rol vervulde in het tot stand komen van het huwelijk tussen Isabel en Fernando.
Toen de katholieke koningen aan de macht kwamen, na het overlijden van Enrique IV, verdwenen zijn interesses. Carillo accepteerde hun autoritaire gedrag niet, maar vooral het aanstellen van Pedro Gonzales de Mendoza, oude vijand van Carillo, als kardinaal, waarvoor Carillo zichzelf had bedacht, was voor hem reden om zich van de Koningen af te keren.
Deze radicale ommekeer zorgde ervoor dat Carillo aan de kant van koning Juan van Portugal kwam te staan, die de rechten van zijn nicht Juana verdedigde in de Querra de Sucesión (opvolgingsoorlog). Een lange, bloedige oorlog, maar begin 1479 versloeg een offensief van de Katholieke Koningen de Portugezen definitief en werd Carrillo verplicht zich te onderwerpen.

